👆👇👆 Het boek van de watchers, hoofdstuk 18 👆👇👆
- Ik zag de schatkamers van alle winden. Ik zag hoe Hij daarmee de gehele schepping en het vaste fundament der aarde had ingericht.
- en ik zag de hoeksteen der aarde; ik zag de vier winden die de aarde dragen en het uitspansel des hemels
- En ik zag hoe de winden de gewelven des hemels uitspreiden en hun standplaats hebben tussen hemel en aarde; dit zijn de pilaren des hemels.
- Ik zag de winden des hemels, die zich omkeren en de omtrek der zon en al de sterren tot hun ondergang brengen.
- Ik zag de winden op aarde die de wolken voortdrijven; ik zag de weg van de engelen. Ik zag het einde van de aarde, het uitspansel van de hemel daarboven, en ik ging verder en zag een plaats die dag en nacht brandt. Waar er zeven bergen van prachtige stenen zijn. drie naar het oosten en drie naar het zuiden.
- En wat de bergen in het oosten betreft, één was van gekleurde steen, één van parelmoer en één van jacint, en de bergen in het zuiden waren van rode steen.
- Maar de middelste reikte tot aan de hemel, als de troon van God, van albast, en de top van de troon was van saffier.
- En ik zag een vlammend vuur, en achter deze bergen
- is een landstreek aan het einde van de grote aarde, waar de hemelen voltooid waren
- en ik zag een diepe afgrond, met kolommen van hemels vuur, en onder hen zag ik kolommen van vuur vallen, die zowel naar de hoogte als naar de diepte onmetelijk waren
- en voorbij de afgrond zag ik een plaats, die geen uitspansel van de hemel daarboven had en geen vaste aarde daaronder; er was geen water op en geen vogels, maar het was een woestenij en een afschuwelijke plaats
- Ik zag de zeven sterren als grote brandende bergen en voor mij, toen ik mij vergewiste om hen te aanschouwen
- De engel zei: Deze plaats is het einde van hemel en aarde; dit is een gevangenis geworden voor de sterren en het gastheer des hemels.
- En de sterren, die over het vuur rollen, zijn het, die het gebod des Heren hebben overtreden in den beginne hunner opgang, omdat zij niet zijn voortgekomen op de vastgestelde tijden.
- En Hij werd toornig op hen en bond hen vast tot de tijd dat hun schuld zou worden volbracht, zelfs voor tienduizend jaar