
Hoofdstuk 8: Is het vrijwillig?
Een van de grootste misleidingen in de federale inkomstenbelasting is de wijdverbreide propaganda van de IRS dat het systeem “vrijwillig” is. De commissarissen van de IRS hebben herhaaldelijk verklaringen in die zin gepubliceerd op allerlei plaatsen, zoals in The Federal Register, jaarverslagen aan het Congres, diverse instructieboekjes en ander gedrukt materiaal. Zelfs het Hooggerechtshof heeft zich aangesloten bij de kudde (kakofonie?) van federale overheidsfunctionarissen die, wanneer zij in het nauw worden gedreven, toegeven dat het vrijwillig is. Dit “vrijwillige” is dus geen vergissing of een incidentele misstap hier en daar; het is het consequente beleid van topambtenaren van de Internal Revenue Service, het Ministerie van Justitie en het Hooggerechtshof, geloof het of niet. Een grondige staalkaart van deze bekentenissen is nu op zijn plaats.
In 1953 legde de heer Dwight E. Avis, hoofd van de Alcohol and Tobacco Tax Division van het Bureau of Internal Revenue, de volgende opmerkelijke verklaring af voor een subcommissie van de Committee on Ways and Means in het Huis van Afgevaardigden:
Laat me je dit nu zeggen: Uw inkomstenbelasting is 100 procent
vrijwillige belasting, en uw drankbelasting is 100 procent gedwongen
belasting. Nu, de situatie is zo verschillend als dag en nacht.
In 1971 werd het volgende citaat gevonden in het IRS instructieboekje voor Formulier 1040:
In 1974 publiceerde Donald C. Alexander, commissaris van Internal Revenue, de volgende verklaring in het nummer van 29 maart van The Federal Register:
Een jaar later, in 1975, schreef zijn opvolger, Mortimer Caplin, de volgende verklaring in het Internal Revenue Audit Manual:
In 1980 gaf een andere IRS commissaris, Jerome Kurtz (hun verloop is hoog) een gelijkaardige verklaring af in hun Internal Revenue Annual Report:
Zelfs het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten heeft geoordeeld dat het systeem van federale inkomstenbelasting vrijwillig is:
Laat ze weten dat het valsheid in geschrifte is, niet juist gejuridiseerd en dus strafbaar (Art 225/226/231a/326 Sr) en niet laten intimideren
- Het is aan mij en aan niemand anders om mijzelf te besturen of besluiten te nemen die mij welbevinden. Dit civiel recht is ondergeschikt aan mijn hoger recht als mens in mijn mensenrechten art. 3:7 BW art. 3:8 BW
- Ik geef onder geen beding enig mandaat/bevoegdheid/machtiging af aan een publiekrechtelijk lichaam/een persoon c.q. rechtspersoon/een organisatie/een politieke vereniging/een stichting/een ANBI uit het publieke en of privaat domein. Ook geef ik onder geen beding enig mandaat/bevoegdheid/machtiging af om met mijn persoonsgegevens te handelen (wet AVG). Mijn mandaat/bevoegdheid/machtiging is pas van kracht indien deze in vrije wil en uitdrukkelijk schriftelijk door mij ondertekend is verstrekt. Dit is geldend voor mijn publiekrecht en mijn privaatrecht.
- Ik verleen aan niets en niemand het recht om mij vanuit een algemene bestuurlijke regelgeving van clubs of verenigingen c.q. bedrijven verplichtingen op te laten leggen, die mijn publiek- en privaatrechtelijke rechten schenden en inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer maken.
- Ik verleen aan niets en niemand het recht om via de ‘natuurlijke persoon’ mij te dwingen tot het aangaan van overeenkomsten, dienstverlening aan te gaan en tot betalingen buiten mijn wil.
- Ik heb als notabel mens het volledige en uitsluitende gezag over mijzelf en mijn persoon en heb daarmee het hoogste en enige gezag over mijzelf zo ook in mijn bevoegdheid om dit gezag onverhinderd uit te kunnen oefenen.
- Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
BsGW is als publiekrechtelijke rechtspersoon geregistreerd bij de Kamer van Koophandel onder nummer 52426297. Daarmee bent u een bedrijf en zouden wij net als bij een telefoonabonnement een contract dienen af te sluiten, want als 3e persoon bent u niet gemachtigd om éénzijdig een rekening op te leggen.
Gemeentewet en Waterschapswet: omdat u deze vermeldt, ga ik hier verder op in:
Ik heb deze gelezen, beiden openen voorwaardelijk al heel beroerd met:
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Beatrix is geen koningin meer.
Ik ben bovendien zeer benieuwd om het contract van Beatrix met God in te zien.
U begrijpt, met een dergelijke opening wordt het zeer moeilijk om de rest nog serieus te kunnen nemen. Een wet is een wet, en niet bedoeld om er op los te interpreteren.
Uw verwijzing naar beide wetten houdt dus geen stand, temeer omdat deze bovendien ondergeschikt zijn aan de UVRM.
Onder deze voorwaarden verklaar ik betreffende rekening nog steeds als ongeldig en mag ik dat ook doen op grond van bovenstaande wetsartikelen.
Graag verneem ik van u op welke wijze u als directeur van een 3e partij bent gemachtigd machtigt en op basis van welke wet om mij tot aanvaarding van dit contractvoorstel te verplichten.
In afwachting op uw antwoord,