WOB verzoeken

Wat is de Wob

De ‘Wob’ is een afkorting voor Wet openbaarheid van bestuur. In deze wet wordt geregeld wat de overheid in de openbaarheid moet doen en wat niet.

Deze regeling is een uitvloeisel van het uitgangspunt vastgelegd in de Grondwet wat luidt: “De overheid betracht bij de uitvoering van haar taak openbaarheid volgens regels bij de wet te stellen.”

Met het oog op een goede en democratische bestuursvoering zijn de regels over de openheid en openbaarheid van bestuur zoveel mogelijk in de Wob opgenomen. Het uitgangspunt van de wet is dat de informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar is. Uit eigen beweging hoort de overheid dan ook informatie over het beleid te verschaffen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering. Geheimhouding is dus de uitzondering op de regel en moet bovendien worden gemotiveerd. Ook zijn er nadere regels opgesteld met betrekking tot de uitvoering van de wet. Een voorbeeld hiervan is de hoogte van de vergoeding voor de kosten die de overheid maakt om de informatie te verstrekken. Dit is geregeld in het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur. Zo zijn er nog veel meer nadere regels.

‘Die trollen worden betaald door de overheid om te destabiliseren,’ zegt Hans van Telling over onthullingen uit WOB-documenten inzake spionage en beïnvloeding door de Staat

Doel van de Wob

De overheid vervult bij de uitvoering van haar taak openbaarheid. Dit is bepaald in artikel 110 van de Grondwet. Met andere woorden: de overheid neemt openbaarheid in acht bij de uitoefening van haar taken. Ook bepaalt dat artikel dat in een wet moet zijn neergelegd hoe de overheid dat doet. Dit is gebeurd in de Wob.

Zo bepaalt de Wob welke informatie openbaar is en wanneer deze verstrekt moet worden aan een verzoeker om informatie. Het kerndoel van de Wob is het reguleren van de openbaarheid van het bestuur en de informatievoorziening hiervan. Dit is ten behoeve van een goede en democratische bestuursvoering.

Waarop is de Wob van toepassing

De Wob is van toepassing op verzoeken tot openbaarmaking van informatie over bestuurlijke aangelegenheden bij de hiervoor in de wet aangewezen bestuursorganen. Iedereen kan zo’n verzoek indienen. Daarbij hoeft de verzoeker bij de openbaarmaking geen belang te hebben. Verder maakt het niet uit of de verzochte informatie op schrift staat, of bijvoorbeeld op een geluidsband dan wel een gegevensdrager.

“Het ministerie wekt vooral de indruk er alles aan te doen om onderzoek op allerhande manieren te vertragen en te frustreren. Dat doe je niet als je niets te verbergen hebt. Democratie en transparantie zijn moeilijk te verenigen in deze tijd…”

Bij welke bestuursorganen kan informatie worden gevraagd

In de Wob is bepaald bij welke bestuursorganen om openbaarmaking van bestuurlijke informatie kan worden verzocht. Dit zijn onder andere:

  • de ministers;
  • de bestuursorganen van de provincies (bijvoorbeeld het college van gedeputeerde staten);
  • de bestuursorganen van de gemeente (zoals het college van burgemeester en wethouders);
  • de bestuursorganen van de waterschappen (onder andere het dagelijks bestuur);
  • publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties;
  • instellingen, diensten en bedrijven die onder de verantwoordelijkheid van de genoemde bestuursorganen werkzaam zijn. Uit de rechtspraak volgt dat dat orgaan dan wel een aanzienlijke invloed op die instelling, dienst of dat bedrijf moet hebben.

Een voorbeeld van een uitgezonderd bestuurorgaan, waarbij dus geen openbaarmaking van informatie kan worden verzocht, is de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden.

Welke informatie kan worden gevraagd

De openbaarmaking en verstrekking van informatie die op grond van de Wob kan worden verzocht, moet over een bestuurlijke aangelegenheid gaan die betrekking heeft op het beleid van een bestuursorgaan. Daaronder vallen ook de voorbereiding en de uitvoering van het beleid. Wanneer informatie voor intern beraad wordt opgevraagd, worden daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen echter weggelaten.

Hierop bestaan wel uitzonderingen. Zo kan het met het oog op een goede en democratische bestuursvoering toch te rechtvaardigen zijn dat de persoonlijke beleidsopvatting wordt verstrekt in een niet tot personen herleidbare vorm. Daarnaast geldt bij milieu-informatie dat het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen moet worden tegen het belang van openbaarmaking. Verder is een vereiste dat de informatie bij een bestuursorgaan berust. Het is daarbij niet van belang hoe de informatie is opgeslagen. Informatie die zich zowel op een schriftelijk stuk bevindt als opgeslagen is op een ander materiaal, zoals een geluidsband of een gegevensdrager, kan openbaar worden gemaakt.

Verzoek om openbaarmaking

Het verzoek om openbaarmaking van informatie kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. Het verdient de voorkeur om dit schriftelijk te doen. Soms kan dit ook electronisch, maar sommige bestuursorganen sluiten deze mogelijkheid uit. Dit moet worden gedaan bij het bestuursorgaan, of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf, waarbij de verzochte informatie berust. Wanneer dit verzoek echter wordt gedaan bij een orgaan waarbij de informatie niet berust, moet het bestuursorgaan de verzoeker of het verzoek doorverwijzen naar het juiste bestuursorgaan. Verder hoeft in het verzoek geen belang van de verzoeker bij de informatie te worden vermeld. Wel moet de bestuurlijke aangelegenheid, of het daarop betrekking hebbend document waarover de verzoeker informatie wenst te ontvangen, zo precies mogelijk worden vermeld. Als dit te algemeen is geformuleerd, moet het bestuursorgaan de verzoeker alsnog behulpzaam zijn bij het preciseren.

Beslissing op het verzoek

Op het verzoek om openbaarmaking van informatie beslist het bestuursorgaan mondeling of schriftelijk. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijk verzoek om informatie vindt echter in het algemeen schriftelijk plaats. Ingeval een mondeling verzoek plaatsvindt, vindt een afwijzing schriftelijk plaats als de verzoeker daarom vraagt. Het bestuursorgaan moet de verzoeker overigens op deze mogelijkheid wijzen. Ook vindt de beslissing schriftelijk plaats, als het verzoek om informatie een derde betreft en deze daarom heeft verzocht. Dan wordt tevens aan de derde de op hem betrekking hebbende informatie gezonden.

Termijnen

Het bestuursorgaan beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek om informatie. Uiterlijk moet hij dit doen binnen vier weken vanaf de dag na de ontvangst van het verzoek. Deze termijn kan het bestuursorgaan verlengen met maximaal vier weken. Dit moet hij schriftelijk bekendmaken aan de verzoeker binnen deze eerste termijn. Daarbij kan het bestuursorgaan de termijn opschorten in het geval een niet-aanvrager moet worden gehoord.

Voor milieu-informatie zijn afwijkende termijnen in de Wob opgenomen. De uiterste beslistermijn is dan twee weken als het bestuursorgaan van plan is de milieu-informatie te verstrekken. De verwachting moet dan wel zijn dat een belanghebbende daar bezwaar tegen heeft. Verlenging van de beslistermijn bij milieu-informatie kan alleen plaatsvinden als de omvang of de gecompliceerdheid van de milieu-informatie een verlenging rechtvaardigt. In eerste instantie bepaalt het bestuursorgaan of sprake is van zo’n rechtvaardiging.

Wijze van informatie verstrekking

Er zijn verschillende wijzen waarop de informatie wordt verstrekt.

Kennisneming

Indien het bestuursorgaan heeft besloten de informatie openbaar te maken, wordt deze tegelijk met de bekendmaking van het besluit verstrekt. Een uitzondering hierop is wanneer het bestuursorgaan de verwachting heeft dat een belanghebbende daartegen bezwaar heeft. In dat geval wordt de informatie niet eerder verstrekt dan twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt.

Vorm van verstrekking

Indien het bestuursorgaan beslist dat de verzochte informatie openbaar wordt gemaakt, kan hij de informatie op verschillende manieren aan de verzoeker verstrekken. Hij kan:

  • een kopie ervan geven;
  • de letterlijke inhoud ervan in een andere vorm verstrekken;
  • kennisneming van de inhoud toestaan;
  • een uittreksel of een samenvatting van de inhoud geven;
  •  inlichtingen uit de informatie verschaffen.

Voorkeur voor een vorm

Als de verzoeker heeft verzocht de informatie te verstrekken in een bepaalde vorm, geeft het bestuursorgaan hier gehoor aan. Hiervan wijkt het bestuursorgaan af als het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden. Of in het geval dat de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.

Bij milieu-informatie geldt daarbij dat het bestuursorgaan onder bepaalde omstandigheden ook informatie geeft over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de eerstbedoelde informatie.

Weigeringsgronden voor verstrekking

Het openbaar maken van informatie blijft onder bepaalde in de Wob genoemde voorwaarden achterwege. Het recht van de burger op informatie en de plicht van overheidsorganen om informatie te verstrekken wordt met deze voorwaarden begrensd. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dient het recht op openbaarmaking op grond van de Wob uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering. Bij de te verrichten belangenafweging wordt het algemene of publieke belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie afgezet tegen de door de weigeringsgronden te beschermen belangen.

De weigeringsgronden zijn onderverdeeld in absolute en relatieve gronden. Deze zijn in de subparagrafen uitgewerkt.

Absolute weigeringsgronden

Op absolute weigeringsgronden (ook wel uitzonderingsgronden genoemd) wordt het verstrekken van informatie geweigerd. Hierbij hoeft het belang van de informatieverschaffing niet te worden afgewogen tegen het belang van het niet verschaffen van de informatie. Het achterwege laten van informatieverstrekking geldt alleen voor dat gedeelte van de gevraagde informatie, waarbij de absolute uitzonderingsgronden feitelijk aan de orde zijn. Een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid kan dus een zo ruim terrein bestrijken, dat niet wegens het enkele feit dat een deel van dat terrein onder één van de absolute uitzonderingsgronden valt, alle informatie zou moeten worden geweigerd. Hieronder zijn deze gronden met een toelichting weergegeven.
Het verstrekken van informatie blijft achterwege op (één van) de hieronder genoemde gronden, voor zover dit:
1. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat met de eenheid van de Kroon is bedoeld de eenheid van Koning en ministers. Deze zou in gevaar komen als informatie zou worden verstrekt over de inhoud van documenten, waaruit meningsverschillen tussen de Koning en het kabinet zouden blijken. Met ‘eenheid van de Kroon’ is hier niet bedoeld ‘eenheid van het kabinet’ of ‘eenheid van het beleid’.

2. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden.
De voorschriften die betrekking hebben op geheimhouding uit veiligheidsoverwegingen van documenten binnen de overheid blijven van kracht voor zover zij niet in strijd zijn met de wet, aldus de wetsgeschiedenis.
Een voorbeeld van een succesvolle toepassing van deze uitzonderingsgrond is een rechtszaak over een besluit van de minister van Defensie. Dit besluit zag op de weigering een document dat tabellen bevatte met de inzet van de Koninklijke marechaussee ten tijde van een G8-top openbaar te maken. Volgens de ABRvS had de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat uit dit document de inzet en werkwijze van de Koninklijke marechaussee kan worden afgeleid en dat openbaarmaking ervan de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden.

3. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen   vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.

Deze weigeringsgrond heeft volgens vaste rechtspraak van de ABRvS slechts betrekking op die gegevens, waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid over de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel over de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden zodanige bedrijfsgegevens zijn.

4. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

Volgens paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen bepaalde persoonsgegevens slechts worden verwerkt in de gevallen die expliciet genoemd worden. Maar ook om redenen van zwaarwegend algemeen belang en als passende waarborgen worden geboden. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat met de ‘tenzij-bepaling’ in deze uitzonderingsgrond tot uitdrukking wordt gebracht dat gevoelige persoonsgegevens slechts voor verstrekking in aanmerking komen, indien ondubbelzinnig vaststaat dat verstrekking geen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer. Oftewel, over de afwezigheid van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer moet volgens de wetsgeschiedenis redelijkerwijs geen twijfel mogelijk zijn.

b. Relatieve weigeringsgronden

Ook op relatieve weigeringsgronden kan het verstrekken van informatie worden geweigerd. Hierbij vindt een afweging plaats tussen het publieke belang van het verstrekken van informatie en het te beschermen bijzondere belang. Hieronder zijn deze gronden met een toelichting weergegeven.

Het verstrekken van informatie blijft achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen (één van) de hieronder genoemde  belangen:

1. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties.

Met deze uitzonderingsgrond wordt volgens de wetsgeschiedenis beoogd te voorkomen dat de wettelijke plicht tot het verstrekken van informatie tot gevolg zou hebben dat de Nederlandse internationale betrekkingen schade zouden lijden. Voor toepassing van deze bepaling is voldoende dat men als gevolg van het verschaffen van informatie voorziet dat het internationale contact op bepaalde punten stroever zal gaan lopen. Daarvoor zijn wel concrete aanwijzingen nodig. Deze concreetheid kan eruit bestaan dat aan Nederland uitdrukkelijk te verstaan is gegeven, dat op de vertrouwelijkheid van de desbetreffende documenten wordt gerekend. Dit wordt in de rechtspraak bij de toetsing aan deze grond als uitgangspunt genomen.

2. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen.

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat een situatie waarin de economische en financiële belangen van de Staat in het geding zijn zich bijvoorbeeld voordoet bij de ramingen van de kosten die de Rijksgebouwendienst maakt voor de aanbesteding van bouwprojecten. Ook kan gedacht worden aan regels betreffende de invordering van belastingschulden voor zover kennisneming daarvan de invordering kan vertragen of belemmeren.

 3. de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

Deze weigeringsgrond beoogt volgens de wetsgeschiedenis te voorkomen, dat de opsporing en vervolging van strafbare feiten zou kunnen worden gefrustreerd door openbaarmaking van gegevens die opsporingsambtenaren of het Openbaar Ministerie inmiddels hebben vergaard. Daarbij ziet deze grond volgens vaste rechtspraak niet alleen op bescherming van belangen in het individuele geval van een te onderzoeken en te vervolgen strafbaar feit, maar ook op de opsporingsstrategie in het algemeen. Daaronder vallen ook de middelen waarmee de functionarissen de strategieën uitvoeren.

4. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen.

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat om inspectie, controle en toezicht, gericht op het vaststellen van niet-strafbare feiten, doeltreffend te laten geschieden nogal eens gebruik moet worden gemaakt van steekproefsgewijze systemen. Deze steekproeven zouden hun zin verliezen als de hierop betrekking hebbende documenten voor een ieder ter inzage zouden zijn. Dit levert dan ook een weigeringsgrond op.

Een voorbeeld van een succesvolle toepassing van deze uitzonderingsgrond is een rechtszaak over een besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit besluit zag op de weigering van het verstrekken van een beleidsdraaiboek over het eventuele optreden van de politie, de Koninklijke Marechaussee en het Openbaar Ministerie. De ABRvS kon de minister hierin volgen, omdat het draaiboek inzicht bood in strategieën, technieken en tactieken van de politie, de Koninklijke Marechaussee en het Openbaar Ministerie. In het draaiboek werd namelijk onder meer uiteengezet welke uitgangspunten zijn gehanteerd, welke bevoegdheden op welke wijze moeten worden ingezet, hoe bij calamiteiten moet worden gehandeld en hoe met de aanwending van geweld moet worden omgegaan. Daarom zou openbaarmaking van het draaiboek de effectiviteit en veiligheid van toekomstig optreden van die instanties in gevaar kunnen brengen. Openbaarmaking van de informatie uit het draaiboek woog dan ook niet op tegen het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen.

5. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

Volgens de wetsgeschiedenis wordt over gegevens van persoonlijke aard, die door burgers aan de overheid is verstrekt in het vertrouwen dat deze alleen door de overheid zouden worden gebruikt voor het doel dat bij het verschaffen ervan wordt beoogd, geen informatie naar buiten verstrekt indien het publieke belang van de openbaarheid niet opweegt tegen het belang van de vertrouwelijkheid van de informatie. Op grond van vaste rechtspraak van de ABRvS is voor de vraag of openbaarmaking van gegevens in het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de Wob kan worden geweigerd, bepalend of bij openbaarmaking het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aan de orde is, en zo ja, of dat belang zwaarder moet wegen dan het belang van openbaarheid.

6. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie.

In het algemeen heeft degene aan wie men schrijft, of voor wie de informatie in eerste instantie is bedoeld, ook het recht daar als eerste kennis van te nemen. Deze regel zal in een belangenafweging vooral zwaar wegen indien er sprake is van een individuele geadresseerde. Zij laat wel toe dat de betrokken documenten of informatie daaruit onder omstandigheden vooraf onder embargo bijvoorbeeld aan de pers worden verstrekt, aldus de wetsgeschiedenis.

7. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

Deze weigeringsgrond is het meest algemeen. Als door het verstrekken van informatie andere belangen dan die genoemd in de andere gronden te zeer worden geschaad, is deze aan de orde. Deze weigeringsgrond mag er volgens de wetsgeschiedenis echter niet toe leiden dat overheidsorganen gegevens mogen achterhouden, omdat publicatie daarvan mogelijk een ongunstig licht zou werpen op het door hen gevoerde beleid, of de kansen op aanvaarding van het door hen voorgenomen beleid zou verkleinen.

In de rechtspraak heeft zich een geval voorgedaan waarin een persoon bij de toenmalige minister van Justitie had verzocht om verstrekking van informatie over een destijds beëindigd, uitvoerig en langlopend strafrechtelijk onderzoek naar de grootschalige invoer van en handel in verdovende middelen. De ABRvS was van oordeel dat de minister bij de afweging van het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van derden tegenover het belang van openbaarmaking in redelijkheid heeft kunnen weigeren de stukken openbaar te maken. Volgens de ABRvS moest namelijk voorkomen worden dat door openbaarmaking van de stukken – al dan niet in combinatie met andere informatie of kennis waarover reeds wordt beschikt – de identiteit van bedoelde derden bekend werd, waardoor hun veiligheid gevaar zou kunnen lopen en bovendien verder strafrechtelijk onderzoek zou kunnen worden belemmerd.

c. Milieu

Voor verstrekking van informatie die betrekking heeft op het milieu zijn uitzonderingen op de weigeringsgronden gemaakt. De belangrijkste zijn hieronder genoemd.

  • Het verstrekken van milieu-informatie blijft onder voorwaarden achterwege op de grond dat het bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.  Voorwaarde voor deze weigeringsgrond is dus dat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen dat belang; de vertrouwelijkheid van bedrijfs- en fabricagegegevens.
  • De weigeringsgrond dat het verstrekken van informatie achterwege blijft zover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden, geldt niet.

Wat betreft de informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu is een aantal weigeringsgronden niet van toepassing. Namelijk de weigeringsgronden dat verstrekking van deze informatie achterwege blijft, voor zover dit:

  • bedrijfs- en fabricagegegevens zijn, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
  • persoonsgegevens zijn als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt;
  • het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

Intern beraad

De Wob bepaalt dat geen informatie wordt verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen van bewindslieden, bestuurders of ambtenaren in documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad.

Onder ‘intern beraad’ verstaat de Wob: ‘het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid’. Volgens de wetsgeschiedenis kunnen opvattingen en meningen die worden gedragen door meer personen, een groep personen of een bestuursorgaan ook vallen onder het begrip persoonlijke beleidsopvattingen.

Op die regel geldt echter een uitzondering. Met het oog op een goede en democratische bestuursvoering kan informatie over persoonlijke beleidsopvattingen wel worden verstrekt, maar dan in niet tot personen herleidbare vorm. Dit ligt weer anders als degene die deze opvattingen heeft geuit, heeft ingestemd met het verstrekken van de informatie in herleidbare vorm. In dat geval mag het wel.

Voor milieu-informatie geldt dat het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen moet worden tegen het belang van openbaarmaking. Daarbij kan  informatie over persoonlijke beleidsopvattingen worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm.

Niet eens met een beslissing

Er staan ons verschillende rechtsmiddelen ter beschikking wanneer u het niet eens bent met een beslissing. Let op; op de WOB is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen niet van toepassing. Dat betekent niet dat het bestuursorgaan niet (tijdig) hoeft te beslissen, uiteraard, maar wel dat bij niet tijdig beslissen geen dwangsom verschuldigd wordt of kan worden.

a. Bezwaar

Indien het bestuursorgaan het verzoek tot verstrekking van informatie afwijst, kan een belanghebbende die het daarmee niet eens is tegen dat primaire besluit bezwaar maken. In de regel moet dit gebeuren bij het bestuursorgaan dat die beslissing heeft genomen. Daarop zal het bestuursorgaan, bij een ontvankelijk bezwaar, zijn besluit heroverwegen en zijn oordeel neerleggen in een beslissing op het bezwaar.

b. Beroep

Mocht de heroverweging in de beslissing op het bezwaar voor de bezwaarmaker niet tot het gewenste resultaat leiden, dan kan hij hiertegen beroep instellen bij de rechtbank. Op grondslag van het beroepschrift oordeelt de rechtbank, bij een ontvankelijk beroep, of het besluit van het bestuursorgaan rechtmatig is en of bijvoorbeeld de verzochte informatie terecht niet is verstrekt.

c. Hoger beroep

Wanneer de rechtbank de belanghebbende in het ongelijk heeft gesteld, kan hij tegen die uitspraak hoger beroep instellen. Bij Wob-zaken moet hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit college beoordeelt, bij een ontvankelijk hoger beroep, of de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd of vernietigd.

d. Voorlopige voorziening

Met een voorlopige voorzieningsprocedure kan een belanghebbende de voorzieningenrechter vragen het primaire besluit of de beslissing op bezwaar te schorsen. Hierbij moet dan wel sprake zijn van een spoedeisend belang, zodat de belanghebbende een beslissing op het bezwaar of uitspraak op het beroep niet kan afwachten. Dit voorlopig oordeel blijft van kracht totdat de rechter in een eventuele vervolgprocedure definitief oordeelt.

Kosten Wob verzoek

Voor het verstrekken van kopieën van documenten worden in het algemeen aan de verzoeker geen kosten in rekening gebracht. Echter, het bestuursorgaan mag dit wel. Voor organen die tot de centrale overheid behoren gelden maximumtarieven hiervoor. Dit is neergelegd in het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur. Deze tarieven zijn als volgt:

  • voor minder dan 6 kopieën: nihil;
  • voor 6 tot 13 kopieën: € 4,50;
  • voor 14 of meer kopieën: € 0,35 per kopie.

Daarbij geldt bij het verstrekken van een uittreksel of een samenvatting van de inhoud van het document een maximumvergoeding van € 2,25 per pagina van het uittreksel of de samenvatting.

Een uitzondering geldt voor het verstrekken van kopieën van een ander materiaal dat gegevens bevat. De kosten die het centrale overheidsorgaan dan in rekening brengt, mogen niet meer bedragen dan de kostprijs van het materiaal.

Hergebruik van informatie

Documenten die zijn voortgebracht door openbare lichamen van de lidstaten, vormen een enorme, diverse en waardevolle hoeveelheid bronnen die de kenniseconomie ten goede kunnen komen“, aldus de Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad.

De Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (ook wel Richtlijn Overheidsinformatie genoemd) beoogt het hergebruik van informatie die door een overheidsorgaan is voortgebracht in de Europese Unie te vereenvoudigen door basisvoorwaarden hiervoor te harmoniseren en grote hindernissen voor hergebruik op de Europese markt weg te nemen. Het uiteindelijke doel is ‘een cultuurverandering in de publieke sector te faciliteren door een gunstige omgeving tot stand te brengen voor activiteiten met een toegevoegde waarde die voortkomen uit het hergebruik van beschikbare overheidsinformatie’.

Ter implementatie van de Richtlijn Overheidsinformatie is een extra hoofdstuk aan de Wob toegevoegd. Met deze nieuwe regeling kan een ieder een verzoek bij een bestuursorgaan indienen voor hergebruik. Wat hergebruik exact inhoudt, is gedefinieerd in de Wob. Hieronder wordt verstaan: ‘het gebruik van informatie die openbaar is op grond van deze of een andere wet en die is neergelegd in documenten berustend bij een overheidsorgaan, voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd’.

297 wob verzoeken, vanaf begin crisis tot nu, scholen, mondkapjes, coronapas. NV koopt aandelen bij de BV en de BV weer terug aan de NV. Nederland belastingparadijs

Plaats een reactie